Extra Opgave 1 - eeen eenvoudige command shell

Leerdoelen:

  1. Het opstarten van nieuwe processen onder UNIX
  2. Het gebruik van pipes
  3. Inzicht in de werking van command shells
Het is bij deze opgave de bedoeling dat je een eenvoudige shell schrijft. Zo'n shell moet via een fork andere processen kunnen opstarten. Soms moeten er ook meerdere processen achter­elkaar kunnen worden opgestart, die onderling verbonden zijn door een pipe. De beste procedure in dat geval blijkt te zijn, eerst de pipe door de shell te laten aanmaken en op de gewenste manier met stdout te verbinden. Daarna wordt het eerste kind afgesplitst en wordt de pipe op de juiste manier met stdin verbonden. Daarna wordt het tweede kind afgevorkt. Als er meer dan twee processen in de pijplijn zitten, dan moet bij de middelste processen netjes een verbinding met de voorganger en met de opvolger worden gemaakt.

Het ouderproces

De acties van deze shell zijn de volgende:
  1. Druk een prompt af en lees een opdrachtregel van de terminal. Bij een EOF stopt de shell.
  2. Haal het eerste ``woord'' op uit de opdrachtregel. Controleer of dit een ``builtin'' opdracht betreft. Zo ja, voer die uit en ga terug naar 1.
  3. Lees de eerste opdracht. Opdrachten bestaan uit een programmanaam, gevolgd door nul of meer parameters, net als bij iedere andere shell. Ze eindigen met een ``new­line'' of een ``pipe­symbool'' `|'.
  4. Eindigt de opdracht met een `|', dan moet je eerst een pipe aanmaken. Ga anders naar 6. Nu zijn er meerdere mogelijkheden:
  5. Doe de nodige administratie zodat het volgende proces zijn invoer uit de pijp kan lezen en lees de volgende opdracht na de `|'. Ga naar 4.
  6. Fork een nieuwe shell af voor het laatste kind in de rij; de parent shell wacht op het eindigen van alle kinderen en gaat daarna terug naar 1.

De kindprocessen

De kindprocessen doen het volgende:
  1. Ze zorgen dat alle verbindingen met de nul, één of twee pipes correct zijn verbonden en sluiten alle niet­gebruikte verbindingen (functies dup2 en close).
  2. Het kind voert vervolgens een ``execv'' uit, waarbij het eerste woord van de opdracht wordt opgevat als een programma uit ``/bin'', en de rest van de opdracht als de parameters. Bestaat het gevraagde programma niet, of geeft execv een andere fout terug, dan eindigt het kindproces met een toepasselijke foutboodschap, b.v. middels ``perror''.
Afgezien van de `|' kent deze shell geen redirection en geen achtergrondprocessen.

Builtin opdrachten

De shell moet de volgende ``builtin'' opdrachten direct zelf uitvoeren:
Na de `|' wordt niet naar builtins gezocht. Deze shell kan dus iets als !1 | !2 niet uitvoeren.

En verder

Vang de ^C [CTRL-C] af in de parent shell middels een geschikte aanroep van sigaction(), maar niet in de nakomelingen. Dit kan betekenen dat je bij een kindproces de oorspronkelijke handler juist moet terugzetten.
Om redenen van veiligheid mag je shell alleen programma's uit ``/bin'' uitvoe­ren; andere paden zijn taboe. Het pad naar het programma mag dus geen `/' bevatten, omdat je b.v. via ``/bin/../'' overal kan komen.
Zorg ervoor dat je eerst een duidelijk schema hebt van hoe de in­ en uitvoer doorverbonden moet worden bij opdrachten als:
ls -­alit | grep opsys | sed ''s/ .*199[0-­9]//'' | cat

Relevante manual pages:

Dit is een skelet van een mogelijke implementatie van deze shell. (Gebruik niet verplicht).